Als het honk in september 1984 zijn deuren opent, heeft geen van de betrokken F-Siders enig benul waar zij aan beginnen. Het honk bordvrijwilligerswerk bestaat niet alleen uit het draaien van bardiensten, maar ook uit de minder aantrekkelijke klussen, zoals het schrobben van vloeren en het doen van inkopen. De fans die het stichtingsbestuur en de barploeg vormen, kennen elkaar al jaren en dat blijkt van doorslaggevend belang. Wortel: ‘De kracht van onze groep was, dat wij de gasten van de F-Side waren die alles regelden en die het voor het zeggen hadden. Carlo kwam uit de Groep Oost, daar had iedereen respect voor, de financiën werden gedaan door Lola, die goudeerlijk was, en als wij naar Ajax wilden kijken, dan stonden Astrid en Yvonne achter de bar.’
Het onderwerp ‘vrouwen achter de bar’ blijkt een gevoelige kwestie te zijn. Een klein deel van de barploeg neemt een radicaal standpunt in: ‘Vrouwen behoren thuis te zitten, niet op vak F te staan en zeker niet achter de bar van het honk van de harde kern.’ Yvonne (Peertje), trekt zich er weinig van aan: ‘Jos en Richard zeiden altijd: ‘Geen wijven achter de bar’, maar ja, dat was wel erg gemakkelijk, want Yvonne deed mooi wel de boodschappen. En als de jongens een uitwedstrijd moesten darten, stonden Astrid en ik achter de bar. Wij hadden nooit problemen en als mensen dronken werden, lieten we ze lekker zitten. Ook konden ze hun seksuele frustraties aan mij kwijt: ‘Goh, doe jij het ook met een zweep?’ Ik ging daar gewoon op in, net alsof ik dat met die schele ook allemaal deed. Dat ging natuurlijk van kwaad tot erger, tot en met seks met dieren. Ik ging helemaal mee in hun spelletje en dat vonden ze prachtig. Volgens mij dachten ze nog dat ik het meende ook.’
Het Ajax-bestuur bemoeit zich niet met de interne gang van zaken van het honk. De club verordonneert alleen dat de verkoopprijzen op wedstrijddagen gelijk moeten zijn aan die van de andere horecapunten op het terrein. Dit om oneerlijke concurrentie te voorkomen, want de loonkosten van het met vrijwilligers bemande honk blijven laag. Een geeltje per wedstrijd, meer heeft penningmeester Lola er, ondanks het gemor van de barploeg, niet voor over. De vrijdagavonden zijn bestemd voor de harde kern. Het is dan constant ‘happy hour’ waarbij de drank tegen bodemprijzen over de bar gaat. In het eerste jaar van de opening komt de loop op de vrijdagavonden er maar moeilijk in. Vooral de winteravonden blijft het stil in het ijskoude honk. Met zes bezoekers en een omzet van twaalf gulden werkt het weinig motiverend. De grote verbouwing in de eerste zomerstop, waar Dikke Richard en Wortel wekenlang hard aan werken, verlost het honk van het kantineachtige uiterlijk. Bovendien geeft het inbrekers, die al twee keer de stereo-installatie en televisie hebben meegenomen, geen schijn van kans meer. De nieuwe bunkerachtige uitstraling heeft wel een afschrikwekkend effect op het grote publiek, dat op wedstrijddagen, vaak strak voor zich uitkijkend, passeert. Ook de Ajaxspelers laten zich, de mooie beloftes van het Ajax-bestuur ten spijt, nooit zien. Van binnen heeft het honk een metamorfose ondergaan en met een zithoek, aparte zitjes en een vernieuwde bar, heeft het veel weg van een bruine kroeg. De buitenzijde van het honk doet voortaan dienst als publicatiebord met actienieuws, oproepen en mededelingen over kaartverkoop.
De F-Siders ontdekken het honk als ontmoetingsplaats en daarmee krijgt de plek eindelijk de sociale functie die het stichtingsbestuur bij de oprichting voor ogen stond. Kale Gerrit: ‘Het honk was een plek om samen met de jongens te zijn. Ik had niet het idee dat iedereen daar zomaar naar binnen kon. Je moest een binding hebben met de mensen die daar kwamen. Als er vreemde mensen binnenkwamen, dan werd daar altijd wel naar gekeken. Het honk maakt op de destijds zestienjarige Lengte veel indruk: ‘Het had een agressieve uitstraling met al die graffiti en grote kale gasten voor de deur. Omdat je van buiten niet naar binnen kon kijken, en je dus niet precies kon zien wie er allemaal binnen zaten en wat er allemaal gebeurde, had het iets geheimzinnigs. In mijn herinnering draaiden ze er ook altijd maar een nummer: ‘Sunday Bloody Sunday’ van U2 en altijd keihard. Nu kijk ik er anders tegenaan en moet ik er hard om lachen, maar destijds vond ik die pamfletten op de deur best opruiend. Maar dat maakte het misschien juist spannend en interessant. Wat ik nooit vergeten ben, is het aanplakbiljet van een of andere vage politieke partij. Een van de eerste programmapunten was ‘de doedelzakspeler op de Dam een enkeltje Schotland te geven’. Dat opende wel mijn ogen, want ondanks alle opruiende taal, graffiti en agressieve skinheads was dat precies mijn humor. Ook de graffiti: ‘Heineken ontvoerders vrij’ vond ik geweldig, al wist ik niet eens of het een grap was of dat het serieus bedoeld was. Ik vond het altijd wel stoer om er rond te hangen. Vooral als je jongens van school tegenkwam, die je dan van een afstandje zag kijken. Ik hing daar alleen maar een beetje voor de deur, maar voor mij was dat al genoeg. Ik voelde me dan geen gemiddelde Ajacied maar echt een F-Sider.’
In 1990 loopt de Open Dag uit de hand, de sponsortent van ABN-AMRO wordt met de grond gelijkgemaakt. Opnieuw roept Ajax en de politie de bestuurders van het honk, die part noch deel aan het gebeurde hebben, ter verantwoording. Het stichtingsbestuur en de barploeg zijn het na zes jaar zat en gooien het bijltje erbij neer. Lola: ‘Door de goede samenstelling van de groep hebben we het lang volgehouden, maar na zes jaar was het gewoon op. We hebben op het honk een groot plakkaat gehangen met de oproep ‘Opvolgers gezocht’, maar niemand heeft zich gemeld. Je probeerde wel andere supporters over te halen, maar niemand wilde. Daarbovenop kregen we ook nog een alcoholverbod voor alle wedstrijden en toen was het op, klaar. Achteraf gezien kijk ik er positief op terug en vind het een hele prestatie dat we het zo lang netjes rond gedraaid hebben.’
Bron: “F-Side is niet makkelijk” Copyright © 2002 Pieloor, van de Meer en Bakker